- Als u allergisch (overgevoelig) bent voor citalopram of voor één van de andere bestanddelen van Citalopram STADA tabletten.
- Als u geneesmiddelen gebruikt die bekend staan als monoamine oxidase (MAO)-remmers. Deze middelen worden normaal gesproken gebruikt bij de behandeling van een depressie of de ziekte van Parkinson. De MAO-remmer selegiline kan op hetzelfde moment als citalopram ingenomen worden, mits de dosering selegiline niet meer dan 10 mg per dag is.
- Als u onlangs MAO-remmers heeft ingenomen. Afhankelijk van het soort MAO-remmer moet u tot 14 dagen na het stoppen van de MAO-remmer wachten, voordat u begint met citalopram (zie ook “Neemt u nog andere geneesmiddelen in?”). Als u stopt met citalopram en u wilt beginnen met het innemen van een MAO-remmer, moet u tenminste 7 dagen wachten.
- Als u linezolid inneemt (voor de behandeling van bacteriële infecties), tenzij u streng wordt geobserveerd door uw arts en uw bloeddruk wordt bewaakt.
- Als u pimozide inneemt (een geneesmiddel dat gebruikt wordt om schizofrenie en chronische psychose te behandelen).
- Als u een aangeboren hartritmestoornis hebt of hier last van hebt gehad (vastgesteld met een ECG: een hartfilmpje).
- Als u andere geneesmiddelen gebruikt voor het behandelen van hartritmeproblemen of geneesmiddelen die invloed hebben op het hartritme (zie ook de rubriek ‘Neemt u nog andere geneesmiddelen in?’).
Gedachten over zelfmoord en verergering van uw depressie
Als u depressief bent kunt u soms gedachten hebben over zelfbeschadiging of zelfmoord. Deze gedachten kunnen toenemen als u voor het eerst antidepressiva gaat innemen, aangezien deze geneesmiddelen allemaal de tijd nodig hebben, in het algemeen ongeveer 2 weken of soms ook langer, om te gaan werken.
U heeft een meer waarschijnlijke kans dat u dit soort gedachten vertoont:
- als u al eerder gedachten heeft gehad over zelfmoord of zelfbeschadiging
- als u een jong volwassene bent. Informatie uit klinische onderzoeken heeft een toegenomen risico aangetoond op zelfmoordgedrag bij jonge volwassenen jonger dan 25 jaar oud met psychiatrische aandoeningen die behandeld werden met een antidepressivum.
Als u op enig moment gedachten over zelfbeschadiging of zelfmoord hebt, neem dan direct contact op met uw arts of ga direct naar een ziekenhuis.
Het kan helpen als u een vriend of familielid vertelt dat u zich depressief voelt of dat u lijdt aan een depressie, en hen vraagt deze bijsluiter te lezen. U kunt hen vragen u te vertellen of zij denken dat uw depressie erger wordt of dat zij zich zorgen maken over veranderingen in uw gedrag.
Gebruik bij kinderen en jongeren jonger dan18 jaar
Citalopram STADA mag normaliter niet toegediend worden bij kinderen en jongeren onder 18 jaar. Bovendien dient u zich ervan bewust te zijn dat patiënten onder 18 een verhoogd risico hebben voor bijwerkingen zoals suïcidepogingen, suïcidale gedachten en vijandelijkheid (voornamelijk agressie, oppositioneel gedrag en woede) indien zij geneesmiddelen uit deze therapeutische klasse nemen.
Ondanks dit alles kan uw arts aan patiënten jonger dan 18 jaar Citalopram STADA voorschrijven omdat dit in het belang van de patiënt is. Als uw arts Citalopram STADA heeft voorgeschreven aan een patiënt die jonger is dan 18 jaar en u wilt dit bespreken, dan wordt u verzocht contact op te nemen met uw arts. Indien bij patiënten jonger dan 18 jaar één van de hiervoor genoemde symptomen zich ontwikkelt of verslechtert bij inname van Citalopram STADA, dan wordt u verzocht uw arts hierover te informeren. Lange termijn veiligheidsgegevens van Citalopram STADA over groei, ontwikkeling en cognitieve en gedragsontwikkeling ontbreken in deze leeftijdsgroep.
Vertel het uw arts als u last heeft of heeft gehad van een of meer van onderstaande ziekten of aandoeningen. Uw arts zal besluiten of u Citalopram STADA mag innemen of niet. Raadpleeg uw arts als:
- U het zogenaamde serotoninesyndroom ontwikkelt, met verschijnselen zoals ernstige opwinding, bevingen, spierspasmen en koorts.
- Als dit ontstaat, zal uw arts uw behandeling met citalopram onmiddellijk stoppen.
- U last heeft van epilepsie, die onvoldoende onder controle is.
- Als u toevallen krijgt, voor de eerste keer of als u meer toevallen dan normaal krijgt, moet u stoppen met Citalopram STADA en het uw arts vertellen.
- U behandeld wordt met elektroconvulsieve shocktherapie (ECT).
- U last heeft of heeft gehad van manische perioden (hyperactief gedrag of gedachten).
- Als u opnieuw last krijgt van manie, zal uw arts de behandeling met Citalopram STADA stoppen.
- U lijdt aan een zogenaamde psychose met depressieve episoden.
- Citalopram STADA kan uw psychotische verschijnselen verergeren.
- U klachten ontwikkelt, zoals een innerlijk gevoel van onrust en u niet stil kan zitten of staan, wat meestal verbonden is met innerlijke onrust (akathisie).
- Dit komt waarschijnlijk voor gedurende de eerste weken van de behandeling. Het verhogen van de dosering Citalopram STADA kan de gevoelens verergeren (zie “Mogelijke bijwerkingen”).
- U eerder last heeft gehad van bloedingstoornissen.
- Citalopram STADA kan het risico op een bloeding verhogen.
- U last heeft van een ernstige nierziekte.
- De effecten van Citalopram STADA bij mensen met een nierziekte zijn niet bekend.
- U last heeft van leverschade of een leverziekte.
- U moet een lagere dosering Citalopram STADA gebruiken en u zult regelmatig gecontroleerd moeten worden.
- U verschijnselen als slapeloosheid of opwinding krijgt.
- Deze komen vrij vaak voor in het begin van de behandeling en uw arts kan een lagere dosering aan u voorschrijven.
- U suikerziekte heeft.
- Het kan zijn dat uw arts de dosering insuline of andere geneesmiddelen voor het verlagen de hoeveelheid suiker in uw bloed moet aanpassen.
- U zich niet goed voelt met zwakke spieren of verwarring tijdens de behandeling met Citalopram STADA.
- U gevoelig bent voor bepaalde hartaandoeningen (verlenging van het zogenaamde QTc-interval op een hartfilmpje/ECG) of als u een mogelijk aangeboren lange QT-syndroom heeft of als u lage hoeveelheden kalium of magnesium in uw bloed heeft (hypokaliëmie/hypomagnesiëmie).
- Als u last hebt of hebt gehad van hartproblemen of kort geleden een hartaanval hebt gehad.
- Als u in rust een trage hartslag hebt en/of u weet dat u een zouttekort hebt als gevolg van langdurige diarree en braken of door gebruik van diuretica (plaspillen).
- Als u last hebt van een snelle of onregelmatige hartslag, flauwvallen, toevallen of duizeligheid bij het opstaan, omdat dit kan wijzen op een afwijkende hartslag.
Vertel het ook aan uw arts als u een of meer van de volgende middelen inneemt:
- Een type geneesmiddel voor de behandeling van migraine dat tot de zogenaamde triptanen behoort (zoals sumatriptan), de sterke pijnstiller tramadol of als u de supplementen oxitriptan of tryptofaan gebruikt.
- Kruidenmiddelen die St. Janskruid (Hypericum perforatum) bevatten. U heeft meer kans op bijwerkingen. U moet stoppen met het innemen van St. Janskruid en uw arts informeren.
- Geneesmiddelen die de bloedstolling beïnvloeden of het risico op een bloeding verhogen.
Neemt u naast X nog andere geneesmiddelen in, of heeft u dat kort geleden gedaan of bestaat de mogelijkheid dat u in de nabije toekomst andere geneesmiddelen gaat innemen? Vertel dat dan uw arts
of apotheker. Dit behelst medicijnen, kruidengeneesmiddelen, gezonde voeding of supplementen die u hebt verworven zonder recept.
Het gelijktijdig innemen van Citalopram STADA met sommige andere geneesmiddelen kan de manier waarop ze werken beïnvloeden of hun bijwerkingen versterken en omgekeerd (d.w.z. dat er interacties op kunnen treden).
- Geneesmiddelen die behoren tot de groep van MAO-remmers (geneesmiddelen die gebruikt worden om een depressie of de ziekte van Parkinson te behandelen). Er kunnen zeer ernstige bijwerkingen optreden, waaronder een aandoening die het serotoninesyndroom genoemd wordt (zie rubriek 2 onder “Wanneer mag u dit middel niet gebruiken?”).
- Tramadol (een sterke pijnstiller), sumatriptan of andere "triptanen" (geneesmiddelen die gebruikt worden om migraine te behandelen), oxitriptan en tryptofaan (een voedingssupplement en voorloper van serotonine). - Inname van Citalopram STADA met deze middelen wordt niet aangeraden.
- Anticoagulantia (zoals warfarine) en andere middelen die de bloedstolling kunnen beïnvloeden, zoals niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (ontstekingsremmende geneesmiddelen zoals naproxen en ibuprofen), acetylsalicylzuur, dipyramidol en ticlopidine (geneesmiddelen die gebruikt worden om het risico op trombose te verminderen).
- Geneesmiddelen die bekend staan als ‘atypische antipsychotica’, fenothiazines of tricyclische antidepressiva. Deze kunnen ook het risico op bloedingen verhogen.
- Kruidenmiddelen die St. Janskruid (Hypericum perforatum) bevatten. Deze mogen niet op hetzelfde moment als Citalopram STADA ingenomen worden, omdat de bijwerkingen erger kunnen worden.
- Cimetidine, omeprazol, esomeprazol of lansoprazol (antacida), fluvoxamine en ticlopidine kunnen de hoeveel citalopram in het bloed verhogen. Uw arts kan de dosering citalopram verminderen, indien er bijwerkingen optreden als deze middelen gelijktijdig met citalopram ingenomen worden.
- Lithium (een middel voor de behandeling van manie en depressie). Voorzichtigheid is geboden bij de combinatie met citalopram. Zoals gewoonlijk moet de hoeveelheid lithium in het bloed regelmatig gecontroleerd worden.
- Geneesmiddelen die de grens voor toevallen verlagen, zoals andere antidepressiva (tricyclische antidepressiva, SSRI’s), neuroleptica (gebruikt om psychoses, zoals schizofrenie en manie te behandelen, bijv. fenothiazines, butyroferonen, thioxanthenen), mefloquine (een middel voor de behandeling van malaria), bupropion (een middel dat gebruikt kan worden bij het stoppen met roken, antidepressivum) en tramadol (pijnstiller); gelijktijdig gebruik kan toevallen veroorzaken.
- Bepaalde geneesmiddelen kunnen langzamer uit het lichaam verwijderd worden wanneer ze samen met citalopram gebruikt worden. Deze middelen omvatten flecaïnide en propafenon (middelen voor de behandeling van hartritmestoornissen), metoprolol (indien gebruikt voor hartfalen), antidepressiva zoals desipramine, clomipramine en nortriptyline (geneesmiddelen voor de behandeling van depressie), bepaalde antipsychotica, zoals risperidon, thioridazine en haloperidol. Uw arts kan de dosering van uw medicijnen aanpassen.
- GEBRUIK DIT MIDDEL NIET als u ook geneesmiddelen gebruikt voor hartritmeproblemen of geneesmiddelen die invloed hebben op het hartritme, zoals klasse IA- en III-antiaritmica, antipsychotica (bijvoorbeeld fenothiazinederivaten, pimozide, haloperidol), tricyclische antidepressiva, bepaalde antimicrobiële middelen (zoals sparfloxacine, moxifloxacine, erytromycine iv, pentamidine, behandeling bij malaria, met name halofantrine) of bepaalde
antihistaminica (astemizol, mizolastine). Als u hierover nog vragen hebt, neem dan contact op met uw arts.
De tabletten kunnen met of zonder voedsel ingenomen worden. Hoewel er geen speciale problemen zijn waargenomen met Citalopram STADA en alcohol, dient het gebruik van alcohol vermeden te worden tijdens de behandeling met Citalopram STADA.
Zwangerschap, borstvoeding en vruchtbaarheid
Bent u zwanger, denkt u zwanger te zijn, wilt u zwanger worden of geeft u borstvoeding? Neem dan contact op met uw arts of apotheker voordat u dit geneesmiddel gebruikt.
Zwangerschap
Er is slechts beperkte ervaring met het gebruik van Citalopram STADA tijdens de zwangerschap. Neem Citalopram STADA niet in als u zwanger bent of van plan bent om zwanger te worden, tenzij uw arts het absoluut noodzakelijk acht. Zorg dat uw verloskundige en/of arts weet dat u Citalopram STADA gebruikt. Bij gebruik tijdens de zwangerschap, vooral in de laatste drie maanden van de zwangerschap, kunnen geneesmiddelen als Citalopram STADA het risico op een bepaalde ernstige aandoening bij baby’s verhogen. Deze aandoening wordt ‘persisterende pulmonale hypertensie van de pasgeborene’ (PPHN) genoemd en veroorzaakt een versnelde ademhaling en blauwachtige verkleuring van de huid van de baby. Deze verschijnselen beginnen meestal in de eerste 24 uur nadat de baby is geboren. Als dit met uw baby gebeurt, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw verloskundige en/of arts.
Niettemin dient u niet plotseling te stoppen met de behandeling met Citalopram STADA. Als u Citalopram STADA tijdens de laatste 3 maanden van de zwangerschap inneemt, moet u uw arts informeren, omdat de baby bij de geboorte last van bepaalde verschijnselen kan hebben. Deze verschijnselen beginnen meestal binnen de eerste 24 uur nadat de baby is geboren. Ze omvatten verschijnselen als het niet goed kunnen slapen of drinken, ademhalingsproblemen, een blauwige huid of te warm of te koud zijn, ziek zijn, veel huilen, stijve of slappe spieren, lethargie, bevingen, rillingen of stuiptrekkingen. Als uw baby een of meer van deze verschijnselen vertoont bij de geboorte moet u direct uw arts bellen die u verder kan adviseren.
Borstvoeding
Citalopram komt in kleine hoeveelheden in de moedermelk terecht en daarom is er een risico op een effect op de baby. Als u Citalopram STADA gebruikt, moet u uw arts raadplegen voordat u borstvoeding gaat geven.
Vruchtbaarheid
Uit dieronderzoek is gebleken dat citalopram de kwaliteit van het sperma verlaagt.
In theorie kan dit van invloed zijn op de vruchtbaarheid, maar tot nu toe is er geen effect op de vruchtbaarheid bij de mens waargenomen.
Rijvaardigheid en het gebruik van machines
Citalopram STADA heeft enig effect op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Alle medicijnen die de geest beïnvloeden, kunnen het vermogen om beoordelingen te maken en op noodgevallen te reageren, verminderen. Uw rijvaardigheid en vermogen om machines te bedienen kunnen beïnvloed worden. Bestuur geen rijtuigen en bedien geen machines totdat u weet hoe u reageert op Citalopram STADA. Raadpleeg uw arts of apotheker als u niet zeker bent.